donderdag 8 maart 2012
Ruisdael, als een luisterend oor (1982)
Bijna als een borduurwerk schilderde ik de elementen in dit schilderij naar Ruisdael, 'De waterval'. Het was de grootste afbeelding in het boek van Ruisdael bij ons thuis, overigens ook het enige boek van een schilder bij ons in huis. Ik schilderde deze keer op een groot vel aquarelpapier, geprikt op het grote tekenbord van mijn vader.
Ik had in dat jaar gekozen voor de kunstacademie, maar moest nog door met het vakkenpakket waarmee ik naar de Landbouwhogeschool had willen gaan: biologie, wis-, natuur- en scheikunde. Had willen gaan, want het roer was om. Ik had een jaar ervoor mijn moeder aan de tijd verloren, en twee jaar dáárvoor twee oma's in twee maanden. Ik had gezien dat iemand er ineens niet meer kon zijn, dat voor mij alles er ineens niet meer kon zijn en dat de tijd een onbetrouwbare macht was, waar ik ernstig rekening mee te houden had. Ik moest nog toegelaten worden. Het zou Tilburg worden of Kampen, en daar bereidde ik mezelf op voor door me vol op tekenen en schilderen te storten. Het moest groter en wilder, het moest buiten de lijntjes, het moest iets van mezelf zijn. Ik wilde leven, van harte leven. En dit was mijn kans.
In dit schilderij waren mijn bomen nog geen reuzen, boezemde het bos nog geen angst in, bulderde het water niet en de wolken dreigden, betoverden of dansten niet. Niet zoals ik wilde. Nog niet. Maar ik zag ernaar uit dat ze het ooit zouden doen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten