Op de militaire diensttijd volgde zo'n drukke tijd van werk en studie dat ik wel veel fotografeerde, maar niet tot schilderen kwam. Ik nam nog wel een paar keer een schilderij van Vincent van Gogh om er een pastel naar te maken en genoot van het licht, de beweeglijkheid en de ingehouden spanning ervan, en ook van de directheid van pastelkrijt, zoals ik dat op de academie had met vetkrijt. In 1991 kreeg ik een opdracht om een aquarel van Kampen aan de IJssel te maken. Ik besloot eerst maar weer eens wat voor mezelf te maken. In april fietste ik avond aan avond naar de uiterwaarden tegenover Kampen. Het was koud; de waterverf bevroor soms zelfs op het bord dat ik als palet gebruikte. Uit hoge wolken viel op een van de avonden even regen en hagel waarbij een regenboog zich uitspreidde boven de Molenbrug. Er ontstond in die dagen een band met mijn directe leefomgeving die ik tot dan toe alleen op Flakkee had ervaren. Het was een begin en de wortels zaten nog niet diep. Het zou aankomen op de herhaling van het bezoek en op het ontstaan van verhalen die een leven lang mij aan deze plek zouden verbinden.
Het was de eerste keren wennen. Het was voor mij zeker nog niet helder wat ik wilde. Buiten zijn en met dat buiten verbonden zijn, dat wilde ik. En er beelden van meenemen om die bijzondere momenten te herinneren, dat ook. Maar hóe ik dat wilde verbeelden, en met welke beeldtaal, dat was me nog lang niet duidelijk. Het was alsof ik weer opnieuw moest beginnen. De verf deed nog lang niet wat ik wilde en het opgespannen papier wist zich heel wat keren uit de tape waarmee ik het had vastgeplakt, los te trekken, waarna ik het opspannen weer opnieuw kon beginnen. Maar...ik schilderde weer, en daar ging het me om. En het gevoel en de vaardigheid kwamen vanzelf. Ik begon vaak rond half zeven in de avond, schetste kort wat aan de horizon, waarna het schilderen begon. Met het vallen van de avond, werden de blauwen en paarsen steeds intenser, in het water en de lucht, én op het papier, totdat het donker was en ik met het resultaat onder de arm naar huis ging. Het begin was er en in de twee jaar die volgden, schilderde ik uiteindelijk beelden, die ik bij dit nieuwe begin niet voor mogelijk had gehouden.
Op een hete dag in augustus schilderde ik Kampen vanaf de dijk aan de overkant met van links naar rechts de Bovenkerk, de Koornmarktspoort, de Nieuwe Toren, de Buitenkerk, de oude IJsselbrug en het station(zie bovenste afbeelding). En ook toen was ik nog met aquarel begonnen. Het blauwgroen van het riet vond ik prachtig en mocht een groot deel van het schilderij vullen en de lucht schilderde ik met egale tinten. De diepgang van de lucht had ik met aquarel niet kunnen bereiken. Hier wilde ik meer mee doen; hier zou ik de winterlucht mee kunnen vangen en de beleving kunnen oproepen die ik al zo vaak in de verlaten vrieskou had ervaren. Ik ervoer het als een ontdekking...en voelde me weer schilder!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten