zaterdag 14 april 2012

Wolkenlucht als het leven zelf (2000)


















Ik was nog niet klaar met de grote landschappen. Nog een keer wilde ik op wit beginnen, een horizon bepalen en maar zien wat het beeld me zou vertellen. Hoe ik schilderend zou antwoorden.
Ik smeet met rood en boetseerde er wolken van die vrij in de lucht daalden en opstegen. Herinneringen aan buiten drongen zich op. Aan al hoger oprijzende wolken vol tomeloze energie en aan wolken die hun top hebben bereikt en als afgebouwde kastelen majestueus in de lucht hangen. Ik realiseerde me dat ze dan op hun mooist zijn - al is de stilstand de voorbode van het einde - en dat ze tot ver in de avond onverwoestbaar kunnen lijken en juist dan de mooiste kleuren soms aannemen.
Als ons leven schilderde ik de wolkenlucht, lezend van links naar rechts zoals we dat nou eenmaal doen. In de jonge jaren bruisend van energie, vol (wilde) plannen, met alles nog vóór ons, totdat het tot bedaren komt, meer doorleefd en rijker. Als het tot bedaren komt. Als het de tijd krijgt om tot bedaren te komen en het niet door wie of wat dan ook vroegtijdig wordt uitgeblust of tot een einde komt.
Dat veelbelovende jonge mensen, wat we bij de geboorte zijn, niet tot hun recht komen, gedwarsboomd worden, niet gezien worden en daardoor moed en leven verliezen is ontroerend. Meer en meer besef ik dat dat het is waardoor het me ontroerde als in de kerk gedoopte kinderen 'Dat 's Heeren zegen op u daal' werd toegezongen. In de woorden van de traditie; niet als magische formule voor een goed leven, maar als opdracht aan die toezongen, gehoor te geven aan de oproep er voor de zojuist gedoopte te zijn.
Als je in de religies door de geloofsvoorstellingen en formuleringen heen ziet, duikt de levensader op die binnen én buiten de religies stroomt, die mensen van binnen met mensen van buiten religies en geloofsgemeenschappen met elkaar verbindt, en die mensen aanzet naar de ander om te zien.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten