vrijdag 20 april 2012

Amsterdam (2001)




















In het voorjaar van 2001 was ik weer eens een dag in Amsterdam. Vanaf het Centraal Station liep ik de stad in. Ik ademde de indrukken in van de drukte van het oude centrum, van mensen die van overal als mieren door elkaar liepen. Ik genoot van de levendige wirwar van trams, fietsers en auto's, van drommen voetgangers en grachten, van de bruggen en als ik me even van het gewoel losmaakte, van de vrolijke wolken boven de stad en boven het water. Ik zag oude kerken, het paleis op De Dam en andere monumentale panden. De groen geoxideerde torens van het Tuschinskitheater, en eindeloze rijen grachtenpanden uit een rijk verleden.
Kerken zag ik er stil en geïsoleerd met een mond vol tanden staan. Verlamd door een Babylonische spraakverwarring in de wereld van het moderne leven, van het moment en neonlicht.  Als bakens in de tijd. Maar ook als vuurtorens aan de kust, waar schepen met radar ze wel waarderen, maar niet nodig hebben.  Een handjevol mensen probeert de boel nog draaiende te houden. Mensen die er zeker van zijn dat de schat aan taal, aan oog voor mensen hun (vrije) tijd meer dan waard is. Zij geloven er nog wél in. In omzien en verlossing, in bevrijding en verzoening. Ook als het woorden van een hemel op aarde geworden zijn. Of juist dan. En ze gaan ervoor die ene te redden. Ze denken niet (meer) in grote getallen. Hun doel is, er te zijn.
Weer thuis, wilde ik er van schilderen. Niet van die ene gracht of straat of van dat ene moment, maar van die ene hele dag in Amsterdam, waar ik zo had genoten. Waar het mooi was er een dag te zijn en zoveel indrukken toe te laten. Maar dan ook weer op tijd weg. Omdat met het doven van het licht de stad omslaat naar haar donkere kant. Die het daglicht niet verdragen, komen dan uit stegen en holen. In het donker is de stad hún domein. Op de dag voel je dat ze er huizen, dat er machten in de stad schuilen die het leven van mensen bedreigen, maar ze tonen zich dan alleen nog op de plaatsen waar je niet wezen moet.
Maar daarvoor bezoek ik de stad niet. Ik wil er verrijkt vandaan komen. Kijk er met andere ogen. Zoek er het zonlicht, dat de façades van hoge grachten- en winkelpanden betovert, geniet er van mist met al die grijzen en bruinen, van boekwinkels vol gedichten en verbeeldingen en van zoveel mooie mensen die hun hart volgen en er volop en uniek durven zijn. En ik vind er, tussen al het andere door, een wereld van bloemen, water, lieve mensen, wind, vogels, wolken en de zon. Ook daar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten