In 2002 ging de storm van het schilderen, die twee jaar had geduurd, liggen. Twee jaar lang had ik de wereld om me heen schilderend doorzocht en ook mezelf. Vaak begon het ergens op mijn geboortegrond en ging het over Flakkee, over Middelharnis en Sommelsdijk, de polder met de hoge luchten. Over de mensen daar en die ik er verloor. Geen onverwerkt - en als dat toch zo was, dan slechts ten dele - maar wel verdiept en uitgediept verleden. Ik zocht daarbij mijn eigen taal. Opnieuw, want ook eerdere perioden had ik dat gedaan. Maar nog niet zo intensief; soms maandenlang een schilderij per week. En nu kwam ik aan de rand ervan. Ik had me over zoveel uitgesproken, zoveel verbeeld, dat het goed was. Vanaf nu zou ik schilderen als ik het niet laten kon. Als het moest, een enkele keer ook voor een opdracht, meestal omdat mijn hart weer even te vol was om te zwijgen.
Een van die keren schilderde ik dit schilderij. In de ontspanning van het resultaat van de voorbije twee jaar, kwam, als schilderde ik het niet zelf, mijn verbeelding van de zandverstuiving van het Kootwijkerzand tot stand. Inclusief de herinnering aan het roodbruine zand dat op uitgestoven plaatsen aan de oppervlakte lag en aan de witte wolkjes in het heerlijke blauw boven de horizon. Ik schilderde niet van Flakkee. Ook niet uit herinnering eraan. Het was me gelukt ook buiten het eiland mezelf te vinden in het landschap. Er taal te vinden om mijn verhaal te vertellen.
Zonder mijn jeugd op het eiland was ik dezelfde niet. Schilderend niet en in zoveel andere opzichten niet. Maar ook dit is zeker waar: zonder de wereld erbuiten was ik dat niet. Ik besef goed dat ik het product van beide ben. Los gekomen van het eiland, maar niet geworden zonder het eiland. Op de zandvlakten bij Kootwijk ervoer ik dat weer eens intens en dat ik de zandverstuiving zo graag als onderwerp nam, heeft daar zeker mee te maken. Ik voelde me ook daar zo vrij als een vogel. Liet het hele landschap in me toe. Het genadeloze, de dynamiek, de ruimte en het spel van wolken en schaduwen die hemel en aarde verbinden.
Dat ik mijn eigen weg vond, in de landschappen buiten Flakkee, geldt ook voor mijn weg in het leven met en het spreken over de aarde en de hemel, over het mysterie dat ons omringd en waar we zelf onderdeel van zijn. Ook in dat opzicht heb ik een landschap buiten Flakkee gevonden waar ik evengoed thuis ben. Ook daarvoor geldt dat ik zonder mijn jeugd op het eiland niet dezelfde zou zijn geweest. Ik heb de ziel van de verbeelding daar meegenomen en er eigen taal voor gevonden. Het is geworden tot zwemmen zonder kurken, waar ik het zonder niet zou hebben geleerd. Het besef dat dat zo is, verbindt me voor altijd met de verbeelding op het eiland, van ouders en anderen die het - ook zonder woorden - onder woorden brachten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten