Ik had weer zin om te schilderen en na het verbeelden aan de hand van eigen foto's ooit gemaakt op Flakkee, wilde ik weer gewoon op wit beginnen en maar zien waar ik uit zou komen. Ik keerde terug naar dat andere landschap. Naar de zandverstuiving. De woestenij. En zoals al zo vaak bij zo'n eerste schilderij na een tijd van rust, was het er ineens, alsof het in de maanden ervoor had liggen rijpen. En het was goed. Goed voor mij althans. Dit was ik. De zilverwitte wolken, de ruwe donkerbruine structuren op het land en het oplichtende zand.
De verbeelding was uit het niets opgekomen en vertelde het aardse verhaal van mijn hemel. Van de momenten waarop het ons voor even volmaakt goed is, temidden van de krachten waardoor we van het ene op het andere moment maar zo ten onder kunnen gaan. We zijn kwetsbaar en sterfelijk, maar op die gelukkigste momenten even niet. Even durven we er volledig op te vertrouwen dat we dat niet zijn. Het is als op de momenten dat een omhoog geworpen bal even stilhangt in de lucht; alsof hij met de zwaartekracht niets te maken heeft. Even maar. Even tussen het ernaar op weg en het er weer vandaan. Het zijn de ongelijk verdeelde parels van het leven. Het zijn de momenten ook waarop onze verlangens werkelijkheid zijn. Ons verlangen naar heelheid, naar harmonie, naar liefde, naar geborgenheid, naar vrijheid. Een onhoudbare werkelijkheid, maar toch...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten