dinsdag 15 mei 2012

De waterval (2003)




















Nóg een keer wilde ik met Ruisdael op pad. Nóg een keer met 'De waterval', die in het Rijksmuseum in Amsterdam dag na dag te bezichtigen is. Met zijn verhaal dat in dramatische schilderijen geschreven is. Dramatischer dan de zichtbare werkelijkheid. Geladen met de krachten die mensen omringen. Krachten waartegen mensen niet zijn opgewassen en die hij uitbeeldde in kolkende waterstromen die zich een weg banen door oeroude bossen die uiteindelijk ook zelf ten prooi vallen aan het geweld en het verval. Je proeft dat de schilder weet heeft van de strijd die mensen hebben te leveren om het hoofd boven water te houden. Je voelt dat de mensen, die in zijn schilderijen onbetekenend klein zijn, feitelijk niets in te brengen hebben als omringende machten hen treffen.
Het Bijbelboek Prediker spreekt woorden uit hetzelfde besef van het hier en nu. Het voegt er de constatering aan toe dat deze machten goeden en kwaden treft, de wijze en de dwaas. Ieder treft hetzelfde lot. Ruisdael leefde in de tijd dat ziekten als de pest rondgingen waaraan tijdens een epidemie de een na de ander bezweek. Je was dan nergens en mocht hopen dat je met de mensen om je heen gespaard bleef. Wij hebben te kampen met ziekten van onze tijd die levens op slag ontwrichten. Ook in onze weelde, zij het dat die voor de een groter is dan voor de ander, zijn we de kleine mensen op de schilderijen van Ruisdael. We leven onder dezelfde wolken en dreiging van machten.
Maar dit is ook waar: wie er nog van schrijven of schilderen kan, is bevoorrecht boven die ten onder gaan. Die nog in vrijheid en gezondheid leven boven die de strijd aan het verliezen zijn of reeds verloren.
Geniet van het leven voordat de tijd komt dat je ogen het laten afweten. Voordat je handen, je benen, het leven zelf je in de steek laten. Voordat de steel knakt en de schoonheid van de bloem onomkeerbaar verloren gaat. Daartoe roepen de duizenden jaren oude woorden van Prediker me op. Dat zeggen de wolkenluchten van Ruisdael. En daaraan herinner ik mezelf met dit schilderij. De bomen zijn er tot wolken geworden. Nergens een stad of dorp. Geen mens te bekennen. Krachten houden er huis op een aarde die woest en ledig geworden lijkt. Krachten die je doen schuilen. Bij mensen. In visioenen van taal. In het resterende licht dat we voor geen goud willen missen. Zonder die tegenkrachten is het uit. Is het geen leven.
Of deze verbeelding ook echt de werkelijkheid van de wereld om ons heen is? Er zijn momenten waarop ik van harte het tegendeel zou wensen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten